Hoefbevangenheid (Laminitis)

Foto @Myriam van Apeldoorn goed bijgehouden chronisch bevangen hoef

Door Esther Hegt 2006

De Engelse term laminitis is een goede term voor de aandoening die in het Nederlands bekend staat onder de naam hoefbevangenheid (HB). De laminae, dwz. de verschillende lamellen waaruit de hoefwand is opgebouwd, zijn ontstoken, ongeacht de oorzaak.
Samen met het geproduceerde hoorn vormen deze laminae de hoefschoen. Deze hoefschoen heeft een groot aantal functies, zoals schokabsorptie en bescherming van onderliggende structuren (hoefbeen, straalbeen, straalbeenbeurs, hoefgewricht en aanhechting van de diepe buigpees). Bij laminitis is een verstoring van de anatomisch complexe verbinding tussen hoefwand en hoefbeen op het niveau van de laminae opgetreden, wat in een ernstige kreupelheid resulteert. Doordat het hoefbeen als het ware in de hoefschoen zinkt of zelfs kantelen kan, gaat het paard te veel gewicht nemen op de gevoelige punt of op de zoolvlakte van het hoefbeen. Beide structuren zijn eigenlijk niet bedoeld als gewichtsdrager.
Het is daarom te begrijpen dat HB in het algemeen een extreem pijnlijke aandoening van de voeten van een paard is. In principe kan ieder paard het krijgen, maar vooral lijken pony’s gevoelig. Er zijn vele oorzaken voor HB, één daarvan ziet men vaak in het voorjaar en in de zomermaanden (1).

HB kan van een acute kreupelheid aan een of meerdere voeten overgaan in een chronische kreupelheid met irreversibele schade aan de hoefstructuur.
Het is een aandoening die mogelijk een gevolg is van de domesticatie van het paard. Risicofactoren zijn krachtvoer en gestressed gras (oa. door de fructanen). Vroeger was er bij zware trekpaarden ook een mechanische overbelasting van de voet bekend, door lange tochten op harde bodem, tegenwoordig wordt HB eerder opgewekt door voeding. De nieuwste theorieen proberen een overeenkomst met diabetes van dikke mensen vast te stellen. De mogelijke ontsteking van de lamellen zou veroorzaakt worden door in het verloop van diabetes optredende vaatwandontstekingen.

Sinds de oertijd worden de overlevingsstrategien van het paard steeds minder aangesproken , hoewel nog steeds bepaalde stofwisselingsprocessen van langgeleden actief zijn.. Paarden n.l. zijn toegerust met een spijsverteringsstelsel dat hen in staat stelt om te overleven op een seizoensgebonden variabel voedselaanbod. Modern management heeft de periodes van seizoensgebonden hongerlijden doen verdwijnen, en heeft hierdoor geleid tot vetzucht en predispositie voor een veelheid aan metabole aandoeningen, waaronder hoefbevangenheid (2). Daarom is HB min of meer een welvaartsziekte. Overigens zijn er ook andere en beter begrijpbare factoren die HB veroorzaken, zoals de vergiftiging die ontstaat als de nageboorte niet van een merrie afkomt. Ook bij koliek met ernstige darmschade of bij bepaalde vergiftigingen treedt HB op.

Foto@ Wil Freriks

Klinische symptomen.
Acute tekenen van HB zijn meestal te zien 24-72 uur na het begin van het ziekteproces, met name door een kortdurend toxisch insult, zoals bv. na het eten van een grote hoeveelheid graan, of bij ernstige koliek, die met darmafsluiting gepaard gaat. Bij alle patienten in de acute fase wordt een duidelijk kloppen van de bloedvaten in de kootholte waargenomen, soms zelf tot op de kogel. De voeten zijn overduidelijk te warm en het paard staat vaak met naar voren gestrekte voorbenen. De dierenarts kan gevoeligheid vaststellen bij het testen met de hoeftang, vooral vlak voor de punt van de straal. Door de pijn willen de patienten graag liggen, en in de acute fase moet men dat ook niet tegengaan.
Bij chronische HB varieert de kreupelheid van een min of meer stijve gang tot een totale weerzin tegen bewegen. Afhankelijk van de duur van de aandoening zijn er paarden met normale voeten of afwijkende voeten. Als de verbinding tussen hoefwand en hoefbeen losgelaten heeft, bestaat de mogelijkheid dat het hoefbeen gekanteld is, en daardoor met zijn punt op de zool drukt.
Naarmate de chronische HB langer bestaat, zijn er op de hoef groeiringen te zien, die niet evenwijdig aan elkaar lopen, maar door verschil in groeisnelheid van de hoorn in de hiel t.o.v. de teen, naar beneden toe divergeren. Van opzij gezien krijgt de voorkant van de hoef een opvallende holle vorm. Bij aantasting van de voorvoeten zal het paard , om de pijnlijke voorvoeten te ontlasten, de achterbenen ver onder het lichaam plaatsen, en de voorbenen gestrekt vooruit om belasting van de voeten zoveel mogelijk te vermijden. Hoefbevangen paarden liggen veel, zeker als alle vier de voeten in het proces betrokken zijn. Bij onderzoek van de zool kan er een uitstulping van de hoeflederhuid door de zool te vinden zijn voor de punt van de straal, en als gevolg daarvan vaak abcessen die de hele zool ondermijnen. Verder is er een verbrede witte lijn te zien. (3)

Behandeling is gericht op pijnvrijheid en het bevorderen van voeten die er normaal uitzien en ook als zodanig kunnen functioneren. (4)
Zoals duidelijk moet zijn is vookomen het allerbeste. Dus voeding en arbeid moeten op elkaar afgestemd zijn. Vetzucht mag niet ontstaan en oude paarden met Cushing moeten behandeld worden omdat vooral deze dieren reeds een gestoorde suikerstofwisseling hebben en daardoor een kans van 1 op 3 lopen om HB te ontwikkelen.
Bij acute HB moet zeer actief door de dierenarts gehandeld worden om de schade zoveel mogelijk binnen de perken te houden. Sterke pijnstillers behoren daarbij tot het standaardpakket, vooral ook om hun ontstekingsremmend effect. Voortvarende en kundige hoefzorg is van essentieel belang. Moet men wachten op de dierenarts dan zijn de hoeven met koud water af te koelen. Nog beter is om het paard op nat zand of in de diepe modder te zetten. HB is een ernstige zaak en moet zo snel mogelijk kundig behandeld worden om ergere schade te voorkomen.

Referenties:

(1) Hinckley, K.A. and Henderson, I.W.(1996) The epidemiology of equine
laminitis in the U.K. In : Proceedings of the 35th Annual Congress of
British Veterinary Association, Equine Veterinary Journal Ltd, Newmarket. P 62
(2) Johnson, P.J., Messer,N.T., Ganjam, V.K.(2004)Cushing’s syndrome,
insulin resistance and endocrinopathic laminitis. Equine Vet. J.36, 194-198
(3) Hood, D.M.(1999) Laminitis in the horse. Vet.Clin.N.Am.: Equine Pract.,
15, 287-293, 437-463
(4) O’Grady, S.E. (2003) How to restore alignment of P3 in horses with
chronic laminitis. Proc.Am.Ass.equine Practnrs. 45,115

About the author