Foto @Maureen Hoffman
Jakobskruiskruid en paardenweides
Door: Esther Hegt en Dr. Pieter B. Pelser ( University of Canterbury- Biological Sciences, Christchurch, New Zealand) met dank voor de adviezen aan Lex van der Weerd, graslandspecialist (Barenbrug Holland B.V.) 2007
Jakobskruiskruid is een veel voorkomend en lastig te bestrijden wilde plant en een mogelijk risico op land waar vee en paarden grazen. Jakobskruiskruid is inheems in Europa en westelijk Azië. De plant groeit gewoonlijk op open verstoorde plaatsen, in schrale paardenweides en in gebieden die teruggegeven zijn aan de natuur en verschralen. Jakobskruiskruid bevat net als alle andere in Nederland voorkomende Kruiskruiden (Tribus Senecioneae, Familie Asteraceae) pyrrolizidine alkaloïden van het senecionine type. Deze stoffen zijn giftig voor de meeste gewervelde dieren en insecten (1,2,3).
Jakobskruiskruid is een tweejarige plant. In het eerste jaar groeien de rozetten. Deze zijn het hele jaar door te vinden.
Jakobskruiskruid bloeit meestal in het tweede jaar (Juni tot Oktober), maar de bloei kan na beschadiging van de plant door maaien of vraat ook uitgesteld worden. Nadat de plant zaden gevormd heeft, sterft hij. Paarden herkennen Jakobskruiskruid in gedroogde vorm niet als giftig en alkaloïden vergiftiging kan dus optreden als Jakobskruiskruid terecht komt in hooi dat voor consumptie bedoeld is. (4) Levende Jakobskruiskruid planten worden slechts in uitzonderlijke gevallen of tijdens voedselschaarste gegeten (3, 5, 6, 7, 8).
Jakobskruiskruid is een lastig te bestrijden plant
Als Jakobskruiskruid zich eenmaal in een paardenweide gevestigd heeft, is het erg lastig om de plant te bestrijden. Door voor een dichte graszode te zorgen kan de vestigingskans van Jakobskruiskruid verkleind worden. In een dichte zode kunnen de zaden van deze soort namelijk veel minder makkelijk kiemen (7,8). Het is echter niet altijd eenvoudig om in een paardenweide voor een goede dichte graszode te zorgen. Paarden lopen de bodembedekking gemakkelijk stuk, zeker in delen van de weide waar de dieren rennen, spelen en grazen.

Handmatig verwijderen
Het is niet eenvoudig om de plant te bestrijden door hem handmatig te verwijderen. Efficiënte handmatige verwijdering vereist het weghalen van de hele plant en alle wortels. Uit kleine wortelresten kunnen er weer nieuwe planten groeien. Handmatig verwijderen is over het algemeen alleen efficiënt bij zaailingen en rozetten, grotere planten zijn vaak te diep geworteld. Nadeel is het overnieuw verstoren van de grond en maakt het hiermee ook mogelijk eerder begraven zaad naar de oppervlakte brengen, waardoor het in een gunstiger positie komt om ook te ontkiemen. Jakobskruiskruid groeit snel terug na het snijden of maaien, vaak binnen een paar weken. Vaak komen er meerdere planten voor in de plaats(9).

Zaadvorming voorkomen, maaien.
Soms wordt geprobeerd om Jakobskruiskruid te bestrijden door te voorkomen dat de plant zaden vormt. het idee hier achter is, dat als Jakobskruiskruid zich niet voort kan planten, deze soort vanzelf uit de weide verdwijnt. Jakobskruiskruid is namelijk een plant met een korte levensduur. Helaas is ook deze methode niet zonder risico. In een natuurlijke situatie sterft Jakobskruiskruid na de bloei nadat de plant zaden geproduceerd heeft. ( 7, 8, 9). Het verwijderen van de bloemen of bloeiwijze of het afmaaien zorgt er echter voor dat de plant niet afsterft, maar juist opnieuw weer uitgroeit. Het verwijderen van de bloeiende delen van de plant heeft dus juist als gevolg dat de levensduur van de plant verlengd wordt. (7,8,9).
Herbiciden
Ook het gebruik van herbiciden ter bestrijding van Jakobskruiskruid geeft geen gegarandeerd succes.. Er is geen herbicide die in een keer alle kruiskruid aanpakt. De middelen die men gebruikt worden opgenomen door de bladeren en zo getransporteerd naar alle delen van de plant, omdat kruiskruiden een best groot volume kunnen hebben kan dat even duren (10,11,12,13). Belangrijk is dat de planten niet onder stress staan (bijv droogte of extreme temperaturen) het beste is om te spuiten als de plant actief groeit, dus bij goede weersomstandigheden. Spuiten met herbicide kan het beste gebeuren als het nog zaailingen of rozetten zijn. Spuiten heeft veel minder effect op volwassen planten.
Het gebruik van herbiciden is het meest effectief als de plant groeit. Selectieve herbiciden, zoals 2.4.D en MCPA doden geen gras en verdienen dus de voorkeur.
Strooizout
Soms wordt strooizout aanbevolen als bestrijdingsmiddel, maar dit is schadelijk voor de natuur en bodemleven ,de effecten ervan op Kruiskruid zijn niet voldoende bekend.,(23)
Kortom, het bestrijden van Jakobskruiskruid in een paardenweide is niet zo eenvoudig. Om te voorkomen dat kruiskruid zich uitbreidt of vestigt is de aanwezigheid van een constante goede dikke begroeiing van grassen en klaver vereist om te voorkomen dat de zaailingen zich kunnen ontwikkelen. Door voldoende bemesting zal de mat een gesloten begroeiing vormen, zorg ook dat het gras niet te veel wordt afgegraasd. Het kan ook voorkomen dat de Jakobskruiskruid druk zo hoog is dat er aanleiding is de hele weide te vernieuwen.
Voorkomen gaat makkelijker dan bestrijden.
Omdat het dus erg moeilijk kan zijn om Jakobskruiskruid te bestrijden, is het belangrijk om er voor te zorgen dat deze plant zich niet in de paardenweide kan vestigen. Goed weidebeheer is hierbij van het grootste belang (14,15,16,17).
Bodemvruchtbaarheid
Omdat een grasplant alleen goed groeit indien de bodemvruchtbaarheid op peil is, is het dus belangrijk om te weten hoe het met de vruchtbaarheid van de grond van een paardenweide gesteld is. Een goede hulp hierbij kan een bemestingsadvies zijn dat door een gespecialiseerd bedrijf opgesteld wordt aan de hand van grondmonsters. Zo’n rapport geeft, naast een weergave van de bestaande toestand in de bodem, ook bemestingsadviezen om de bodemvruchtbaarheid te handhaven of te verbeteren. Bemesting kan zorgen dat het gras in staat wordt gesteld om te concurreren met onkruiden. Het bevordert de groei van een dichte zode zodat een hoge loopschade beperkt blijft. Het voorkomt erosie en maakt een lange levensduur mogelijk (14,15,16,17).
Variatie in grassen
Naast de vruchtbaarheid van de bodem is het ook belangrijk om voor een goede grassamenstelling te zorgen. Er zijn speciale graszaadmengsels in de handel speciaal voor de paardenwei. Verschillende grassoorten hebben verschillende eigenschappen. Sommige grassoorten groeien bijvoorbeeld voornamelijk de hoogte in, andere groeien, al dan niet door middel van het vormen van uitlopers, in de breedte. Ook zijn er verschillen tussen grassoorten in de mate van regeneratie na beschadiging(18). Om een dichte, sterke grasbedekking te verkrijgen is het dus belangrijk een goede combinatie van grassoorten in te zaaien(18). Helaas wordt de keuze van grassoorten enigszins beperkt doordat niet alle grassen geschikt zijn voor paarden, bijvoorbeeld omdat ze teveel fructaan bevatten en daardoor een groter risico op hoefbevangenheid (15,17,19,20).
Roterend grazen is een goed uitgangspunt
Te kort gras en overbegrazing kunnen een weiland ongeschikt maken voor beweiding door paarden, met het risico dat zij bij het grazen teveel zand binnenkrijgen wat in de darmen tot problemen kan leiden wat zandkoliek genoemd wordt. Ook hebben op een te kort afgegraasde weide giftige planten vrij spel doordat zij zich bij voorkeur in de vrij open zode vestigen. Gras groeit vanuit het zogenaamde groeipuntje, (18) omdat paarden het gras erg kort af kunnen grazen is een grassoort met een wat lager groeipunt aan te bevelen. Gras dat te kort wordt afgegraasd moet heel veel energie steken in het herstel, het zal veel langer duren tot dit gras weer op de juiste hoogte is. In dit stadium maakt het gras onder deze stress veel fructaan (15,17,19,20). Veel paardeneigenaren van mening dat ‘kruiden’ weinig voedingswaarde bevatten en schraal zijn. Zij zijn verbaasd als hun paarden hoefbevangen raken op een wei die hoofdzakelijk onkruid en weinig gras bevat (21).
Voorkomen is gemakkelijker dan bestrijden. Bodemvruchtbaarheid.
Zelfs als de bodem vruchtbaar is en de grassamenstelling juist is, zal de grasmat door paarden beschadigd worden. Dit is in het bijzonder een probleem als er weinig weide-oppervlak per paard is, omdat hier het risico op overbegrazing en bodemverstoring groter is. Dit is te voorkomen door de beschikbare grond in kleinere stukken te verdelen (14,16) Zo kunnen de paarden naar een ander deel van de weide verplaatst worden wanneer het gras te kort wordt of de bodem beschadigd raakt: roterend grazen. Dit geeft het begraasde deel van het weiland tijd om te herstellen. Het is aan te raden om het gras niet korter te laten worden dan 5-6 cm. Als het gras daarna weer een hoogte van 15-20 cm bereikt heeft, is het opnieuw geschikt voor begrazing (14,16,17). De stukken die kaal zijn kunnen bedekt worden met oud hooi of mest, (mulchen) wat nieuw gras de kans geeft om beter te groeien en voorkomt dat planten zoals Jakobskruiskruid licht krijgen dat ze nodig hebben om te kunnen kiemen (8,9). Als er niet voldoende wei is om regelmatig te roteren, creëer dan een plek waar ze tijdelijk kunnen staan met hooi, totdat het grasland voldoende hersteld is. Roteer de paarden in groepen. Het is beter voor het paard dan elk paard alleen in een eigen stuk. Een paard is een sociaal dier dat contact nodig heeft met soortgenoten (22).
Hegt, E. & P.B. Pelser. 2007. Jakobskruiskruid. Voorkomen is gemakkelijker dan bestrijden. Paard en Sport (6): 70-71
Referenties:
1 Schneider, D. 1987. The strange fate of pyrrolizidine alkaloids. In: Chapman, R. F., E. A. Bernays & J. G. Stoffolano (Eds.). Perspectives inchemoreception and behavior: Springer, Berlin/Heidenberg. 123-142.
2 Boppré, M. 1986. Insects pharmacophagously utilizing defensive plant chemicals (pyrrolizidine alkaloids). Naturwissenschaften 73: 17-26
3 Macel, M. 2003. On the evolution of the diversity of pyrrolizidine alkaloids. The role of insects as selective forces. Thesis Leiden University.
4 Vos, J. H., A. A. J. Geerts, J. W. Borgers, M. H. Mars, J. A. M. Muskens & L. A. van Wuijckhuise-Sjouke. 2002. Jacobskruiskruid: bedrieglijke schoonheid. Tijdschr. Diergeneesk. 127: 753-756.
5 Giles, C. J. 1983. Outbreak of ragwort (Senecio jacobaea) poisoning in horses. Equine Veterinary Journal 15: 248- 250.
6 Bain, J. F. 1991. The biology of Canadian weeds. 96. Senecio jacobaea L. Canadian Journal of Plant Science. 71: 127-140.
7 Poole, A. L. & D. Cairns. 1940. Botanical aspects of Ragwort (Senecio jacobaea L.) control. Department of Scientific and Industrial ResearchBulletin 82: 2-61.
8 Harper, J. L. & W. A. Wood. 1957. Senecio jacobaea L. The Journal of Ecology 45: 617-637.
9 Weeda E.J., R. Westra, CH. Westra & T. Westra. 1987. De Nederlandse oecologische flora, wilde planten en hun relaties.
10 McLaren, D. & F. Mickan, 1997 The Ragwort Management Handbook. Department of Natural Resources and Environment. Melbourne.
11 McLaren, D & I Faitfull, 2004 Ragwort management. Department of Natural Resources and Environment. Melbourne.
12 Muyt, A. 2001. Bush invaders of south-east Australia. R.G. & F.J. Richardson, Meredith, Vic.
13 Parsons, W.T. & E.G. Cuthbertson, 2001. Noxious Weeds of Australia. 2nd Ed. Collingwood, CSIRO Landlinks Press Australia.
14 Myers, J. 2005. Managing Horses on Small Properties. CSIRO Landlinks Press Australia. website
15 Watts. K. 2007. Rocky Mountain Research and Consulting, Inc. 491 West CR 8 North Center, CO 81125
16 Horse Forage and Forage Management 1997-2007. The Samuel Roberts Noble Foundation, Inc
17 Waller, S. S., E. M. Lowel, L. E. Moser, G. A. Gates & P. E. Reece. 1985 Understanding Grass Growth: The Key to Profitable Livestock Production.
18 Pihlajamaa-Glimmerveen, L. E. 2006. Grassen de basis van onze beschaving.
19 Smith, D. 1973. Nonstructural Carbohydrates. Butler, G. W. & R. W. Bailey (Eds.). Chemistry and Biochemistry of herbage. Academic Press, London:1:105-155.
20 Veldman, F. H. M. & I. Kooistra. 2006. Fructaanpagina, Paard natuurlijk.
21 Watts, K. A. 2005. Unlikely sources of excess carbohydrate in equine diets. Journal of Equine Veterinary Science 25: 338-344.
22 Dierendonck van , M. C. 2006. The importance of social relationships in horses. Dissertation Utrecht University, Faculty of Veterinary Medicine.
23 SenterNovem-infobladen