Zaadverspreiding van Jakobskruiskruid Veel zaden veel planten?

Door: Esther Hegt en Dr. Pieter B. Pelser ( University of Canterbury- Biological Sciences, Christchurch, New Zealand) 2007

Op internet (1,2,3) en in andere media (4,5) wordt de zorg uitgesproken dat Jakobskruiskruid algemener in Nederland aan het worden is en dat deze soort in steeds meer gebieden voor zal gaan komen waar het voorheen niet groeide. Daarnaast is er een roep om Jakobskruiskruid niet alleen in de paardenweide en de directe omgeving ervan te bestrijden, maar ook ver daarbuiten, omdat zaden via de wind grote afstanden af kunnen leggen en op deze manier alsnog in een paardenwei terecht kunnen komen.

In deze context wordt regelmatig aangehaald dat een Jakobskruiskruid plant zo’n 200.000 zaden kan produceren en dat deze vele kilometers van de moederplant verspreid kunnen worden. Om beter te begrijpen welke factoren de verspreiding van Jakobskruiskruid beïnvloeden hebben we de literatuur er op nageslagen om de volgende vragen te beantwoorden:

  1. Hoe vind de verspreiding van Jakobskruiskruidzaden plaats?
  2. Speelt de wind daar een even grote rol in als wordt aangenomen?
  3. Wordt ieder zaadje ook een volwassen plant?

Zaadverspreiding van Jakobskruiskruid. Veel zaden veel planten?

Jakobskruiskruid bloeit vanaf ongeveer juni tot en met oktober en kan in die tijd tussen enkele honderden en zo’n 200.000 (6,7,8) zaden produceren. Grote planten hebben over het algemeen meer bloemen dan kleine planten en maken dus meestal meer zaden. De bloemen van Jakobskruiskruid zijn in ‘bloemhoofdjes’ geplaatst. Op het eerste gezicht lijken die bloemhoofdjes op individuele bloemen, maar als je beter kijkt dan kan je zien dat een bloemhoofdje uit tientallen bloemen bestaat die elk één vruchtje produceren dat één zaadje bevat (6).

Foto@Pieter Pelser

Net als bij de Paardenbloem zitten de vruchtjes aan een pluisje vast, dat pappus genoemd wordt. Dat kun je op de foto’s mooi zien. Het pappus bestaat uit ongeveer 60 haartjes van zo’n 6 mm, met daaraan weer kleine weerhaakjes (7,8). De functie van het pappus is om er voor te zorgen dat de zaden verspreid kunnen worden naar een plek waar ze kunnen kiemen en tot een volwassen plant uit kunnen groeien.

Deze verspreiding kan op verschillende manieren gebeuren. Het pappus maakt het onder andere mogelijk dat de vruchten makkelijk door de wind meegevoerd kunnen worden. Daarnaast zorgen de weerhaakjes van het pappus ervoor dat de vruchten ook kunnen blijven plakken in de vacht of veren van dieren (7,8). Ook de mens kan door de plant als ‘vervoermiddel’ gebruikt worden. Treinen en auto’s zorgen voor windverplaatsing en zand dat voor de aanleg van infrastructuur of bebouwing gebruikt wordt komt vaak van elders en kan zaden van Jakobskruiskruid bevatten.

Foto@Esther Hegt

De efficiëntie van windverspreiding

Wetenschappelijk onderzoek naar de effectiviteit van windverspreiding van Jakobskruiskruid zaden toont aan dat de meeste zaden dichtbij de moederplant terecht komen. Slechts 0.5% van alle zaden die een plant produceert komt verder weg dan 25 meter (8,9). Hoewel elk van tot circa 200.000 zaden dus een kans heeft om ver van de moederplant verspreid te worden, zijn er in de praktijk maar een paar zaadjes die ook echt zover weg komen. Het merendeel van de vruchten landt niet verder weg dan slechts enkele meters van de moederplant (7,8). Het is echter belangrijk om je te realiseren dat er slechts één zaadje nodig is dat ver genoeg weg kan komen om het mogelijk te maken dat de soort zich naar een nieuw gebied kan uitbreiden.

Het lot van een zaadje

We weten dat een Jakobskruiskruidplant veel zaden kan produceren en dat een fractie van deze zaden een flinke afstand af kan leggen. Maar als al deze zaden tot een volwassen plant uit zouden groeien, dan zou Nederland al lang door een dicht tapijt van Jakobskruiskruid bedekt zijn (6). Onder gecontroleerde omstandigheden in een kas met de juiste luchtvochtigheid en temperatuur kan er zo’n 80 % van de zaden kiemen (6), maar in de natuur zijn de omstandigheden natuurlijk nooit zo ideaal als in een kas.

De zaden moeten bijvoorbeeld maar net op een geschikt plekje terecht komen waar ze kunnen kiemen (6) . Het kan bijvoorbeeld te droog of te nat zijn of misschien is er te weinig licht om te kiemen. En zelfs als een zaadje ontkiemt, dan is het nog steeds maar de vraag of het lang genoeg leeft om tot een volwassen plant uit te groeien. Een kiemplantje moet namelijk met andere planten concurreren om licht en voedsel en alleen de sterkste planten overleven deze strijd. Een deel van de zaden krijgt een tweede kans als ze in het eerstvolgende groeiseizoen niet kunnen kiemen (9). Als deze zaden onder het grondoppervlak terecht komen, dan kunnen ze daar in kiemrust gaan; een soort winterslaap, zeg maar. In deze ‘zaadbank’ kunnen de zaden soms nog tien en wellicht zelfs tientallen jaren hun kiemkracht behouden (9). Zodra ze door het verstoren van de bodem aan de oppervlakte komen kunnen ze alsnog gaan kiemen (9).

Zaadverspreiding van Jakobskruiskruid Veel zaden veel planten?

Jakobskruiskruid planten kunnen erg veel zaden produceren, maar de meeste zaden blijven dicht bij de moederplant liggen. En zelfs als een enkel zaadje in een nieuw gebied terecht komt, dan is er maar een kleine kans dat deze het tot een volwassen plant zal schoppen. De stelling dat een plant 200.000 zaden kan vormen die elk tot kilometers ver terecht kunnen komen en er zo voor kunnen zorgen dat de soort zich in een korte tijd enorm kan uitbreiden moet dus sterk genuanceerd worden.

Bronvermeldingen

(1) Ragwort-UK Ltd 

(2) Socialistische Partij Drente website

(3) Kruiskruid.nl website 

(4) Algemeen Dagblad Groene hart

(5) Nieuwsblad BE website

(6) Van der Meijden, E. 1974. Zebrarupsen en Jacobskruiskruid. In: Cron Michielsen, N. (ed.),Meijendel.

Duin-water-leven: 95-108. W. van Hoeve BV, Den Haag/Baarn

(7) Harper, J. L. & W. A. Wood. 1957. Senecio jacobaea L. The Journal of Ecology 45: 617-637

(8) Poole, A. L. & D. Cairns. 1940. Botanical aspects of Ragwort (Senecio jacobaea L.) control. Department

of Scientific and Industrial Research Bulletin 82: 2-61.

(9) Weeda E.J., R. Westra, CH. Westra & T. Westra. 1987. De Nederlandse oecologisch flora wilde planten en hun relaties

About the author