Juli 2021 Vandaag een gastblog over Jakobskruiskruid en giftige honing door Eric Mahieu – Imker, lid commissie Biodiversiteit NBV en vrijwillig natuurbeschermer. Tumbl with Eric .
Jakobskruiskruid en giftige honing?
Jaarlijks een reden voor verhitte discussies tussen voor- en tegenstanders. Het is giftig als een paard het eet, maar het is ook een belangrijke plant voor zweefvliegen, bijen, vlinders en andere bestuivers.
En ineens kwam daar een ander argument om de hoek kijken: het zou honing giftig maken! Tijd om dat even uit te zoeken.
Allereerst: honing is een product wat honingbijen maken uit nectar.
De honingbij is slechts één van de +/- 360 verschillende bijensoorten in Nederland en de enige die dus daadwerkelijk honing produceert. De gifstoffen in Jakobskruiskruid, pyrrolizidine alkaloïden (PA’s), zijn niet schadelijk voor de insecten zelf. En dat is natuurlijk logisch, een plant wil graag bestoven worden. Dus mocht je je zorgen maken om alle andere insecten: no worries, die zijn alleen maar blij met wat Jakobskruiskruid te bieden heeft.
Het gaat dus alleen over de honing die de honingbijen produceren. Belangrijk om te weten: een bijenvolk verzamelt honing als voedsel voor zichzelf. Een deel om meteen te gebruiken als dagelijks voedsel en een deel om te bewaren voor de winter. Want honingbijen overwinteren als enige soort als volk.
Imkers die graag veel honing oogsten, kienen secuur het moment uit waarop ze honingkamers plaatsen.
Voorjaarshoning is beroemd, want dan bloeit er veel en vooral uitbundig (dan spreken imkers van een ‘rijke dracht’) en vult een honingkamer zich in ongeveer 2 weken. In het voorjaar zijn honingbijen ook op hun actiefst: ze moeten hard groeien en voldoende groot worden om tijdens het jaar te kunnen zwermen (hun manier van reproductie, het volk splitst). De zomerhoning duurt vaak wat langer. En dat is in dit licht een belangrijk gegeven.
De tweede ‘oogst’ is vaak pas aan het eind van de zomer, maar het kan natuurlijk nog steeds een mooie hoeveelheid honing opleveren. Alleen omdat het langer duurt, vliegen de bijen dus op verschillende soorten planten. Het resultaat is een honing die door de bijen zelf is samengesteld uit verschillende bloemen, die wordt vaak bestempeld als “bloemenhoning”.
Er bestaat ook monoflorale honing. Honing van één bloemensoort, zoals lindehoning, fruithoning (meestal appels of peren) of tijmhoning (vaak uit zuidelijke landen). En elke soort kent z’n eigen smaak, heel bijzonder om te proeven. Daarmee kom ik weer op Jakobskruiskruid: want PA’s zijn ontzettend bitter, dat is ook de reden waarom paarden het in principe niet eten: ze vinden het gewoon vies. Dus pure Jakobskruiskruid honing zou hele bittere honing opleveren. Geen aanrader. Desondanks heb ik in mijn vele gesprekken met andere bijenhouders nooit iemand gehoord over bittere honing, het komt dus zeker niet vaak voor.
Ook belangrijk om mee te nemen is het gegeven of honingbijen wel op Jakobskruiskruid vliegen. Qua ‘index’ scoort JKK redelijk: Nectar 3, Pollen 3 (op een schaal van 0 tot 5). De meeste andere kruiskruidachtigen scoren aanmerkelijk lager. Onder de imkers zelf verschillen in ieder geval de meningen. Wat wel goed is: honingbijen zijn met veel en communiceren met elkaar over goede drachtplekken. Ze hebben daarom een voorliefde voor bloei in ‘massa’. Een enkele plant in de wei? Negeren. Een boom of veld vol? Gaan! Dus ja, die grote gele velden in natuurgebieden zullen vast populair zijn. Daar groeit natuurlijk ook veel meer, ook massaal. En dat geldt ook voor de berm.
Bijen houden nou eenmaal ook van een divers menu: ze zoeken grote drachten uit maar bij voorkeur wel verschillende soorten. Dat is fysiek op de vliegplank te zien: elke bij heeft één kleur stuifmeel bij zich, maar verschillende bijen hebben verschillende kleuren. Afhankelijk van wat er bloeit, zie je daarom altijd een aantal verschillende kleuren ‘binnenkomen’. En dat honingbijen niet blij worden van een eentonig menu kan ook elke imker beamen: als je bijvoorbeeld je kasten bij een bloeiend koolzaadveld zet krijg je ‘boze bijen’, het heeft impact op hun gestel.
Maar stel dat het toch zo intens bevlogen wordt én je hebt de pech dat de hele honingkamer wordt volgestouwd met JKK-honing, wat dan? Daar heeft de NVWA (en de WUR) onderzoek naar gedaan. De conclusie leidde tot meer vragen en een advies. De vraag: PA’s komen in ontzettend veel plantensoorten voor. Meer dan 6.000. Slangenkruid, hondstong, maar ook komkommerkruid (Borage) bevatten PA’s. Die planten vind je ook in bloemenmengsels die we bewust inzaaien. Dus de vraag blijft of alle gemeten PA’s in de honing ook daadwerkelijk van de Jakobskruiskruid afkomstig waren.
Letterlijk:
“Regelmatige consumptie van honing met hogere PA-gehaltes is ongewenst. Dit type consumptie is waarschijnlijk echter zeldzaam, waardoor een waarschuwing aan de consumenten van specifieke soorten honing op grond van dit onderzoek op dit moment niet zinvol wordt geacht.”
In de supermarkt koop je trouwens vrijwel geen honing uit NL, helaas, maar gemengde honingsoorten. Qua smaak kan ik die honing sowieso afraden 😉
Koop je bij een lokale imker, dan weet die imker vaak waar op gevlogen is en wanneer, dus als er een kans bestaat dat je monoflorale Jakobskruiskruid-honing koopt, kan de imker je dat vertellen.
Overigens, als je graag honing in je thee doet, let ook even op met rooibos, kamille en pepermuntthee. Daar zitten ook PA’s in. Net zoals kruidenpreparaten. Daar is het RIVM iets bezorgder om en dat wordt ook in de gaten gehouden.
Bijensterfte
Een wat meer technische aanvulling c.q. verdieping op bovenstaande: Er waart sinds kort een bericht rond dat in een Duits onderzoek is aangetoond dat de PA’s in Jakobskruiskruid verantwoordelijk zijn voor bijensterfte.
Concreet wordt het onderzoek aangehaald van Annika Reinhard uit 2011, met als titel “Einfluss von Pyrrolizidinalkaloiden auf die Honingbiene”. In het onderzoek wordt gesteld dat werksters geen schade ondervinden van PA’s, maar dat bijenlarven er wel gevoelig voor zijn omdat ze “zwemmen” in de nectar en daardoor veel meer contact hebben met de stoffen. Om die theorie te bewijzen zijn in een laboratorium larven in kunstmatige cellen in verschillende stoffen opgekweekt. Zoals goed onderzoek beaamt. En inderdaad, bij hogere gehaltes PA’s in aangeboden honing & stuifmeel (zelf samengesteld, alles in gecontroleerde omstandigheden) ontstond er een hoger sterftepercentage bij de larven.
De auteur heeft ook onderzocht of werksters dergelijke percentages ooit zelf zouden voeren aan larven (“No-Choice tests”). Simpele samenvatting: Nee, behalve als het anders tot de hongerdood zou leiden.
De auteur stelt ook vast dat honingbijen zelf zorgen voor een uitgekiende variatie van voedselbronnen in de kast. Er wordt tevens benoemd dat ze erg intelligent zijn en snel leren, ze weten echt wel beter. De stelling dat larven gevoelig zijn voor PA’s is dus juist, maar dat het in natuurlijke omstandigheden uitgesloten is dat larven ooit aan zulke hoeveelheden worden blootgesteld is gemakshalve achterwege gelaten. De conclusie van het onderzoek is feitelijk dat een honingbijenvolk van nature nooit negatieve gevolgen zal ondervinden van beschikbare PA’s in de omgeving en dus losstaat van bijensterfte.
Bovendien noemde ik eerder al dat honingbijen slechts één van de +/- 360 bijensoorten zijn. Er zijn ook bijensoorten die uitsluitend op één plantsoort vliegen, oligolectische soorten, zoals heggenrank (wordt bevlogen door de heggenrankbij). En toch, de achteruitgang van de bijenstand geldt voor vrijwel álle bijensoorten. Ruim 55% van de in ons land aanwezige bijensoorten staat op deze rode lijst, door het Duitse onderzoek aan te halen wordt er een link gelegd die met geen mogelijkheid te onderbouwen is.
Mijn conclusie is daarom vrij compact: de achteruitgang van bijen staat los van de aanwezigheid van Jakobskruiskruid. Zélfs als je dit (best boeiende) Duitse onderzoek bekijkt.